Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing

Inleiding

Het beleid voor het risicomanagement is vastgesteld op 9 november 2017. In het beleidskader zijn de volgende doelen opgenomen:

  • Meer informatie verstrekken in de paragrafen bij begroting en jaarstukken, vooral aard en omvang van de risico’s en de beheersmaatregelen.
  • De raad actiever betrekken bij de risicobeheersing door jaarlijks het onderwerp te agenderen in het auditcommittee.
  • Risico’s meer inzetten als tool voor het management.
  • Meer terugkijken en leren van het effect van de beheersmaatregelen.

Risicomanagement is het samenspel van activiteiten om de nadelige gevolgen van risico’s zoveel mogelijk binnen de grenzen te houden. De raad bepaalt daarbij de grenzen en de spelregels. Deze liggen vast in het beleidskader. Bij de begroting en de jaarstukken worden de risico’s opnieuw bekeken en waar nodig worden aanpassingen gedaan. In het proces van risicobeheersing worden steeds de volgende stappen doorlopen: identificeren, analyseren, beoordelen, maatregelen ontwerpen en implementeren en als laatste evaluerenen rapporteren.

Uitgangspunt is dat we ons richten op de belangrijkste risico's, die ongeveer 2/3e deel van de totale omvang vertegenwoordigen. De ontwikkelingen, risico's en beheersmaatregelen worden in deze paragraaf kort beschreven. Ook wordt ingegaan op de omvang van de weerstandscapaciteit en de verschillende ratio’s die de Provincie betrekt bij het toezicht op gemeenten.

Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen die wij voorzien?

Financiële positie gemeenten

Gemeenten stevenen, als het aan het kabinet ligt, af op een korting op het gemeentefonds van 3 miljard euro in 2026. Dat is een korting die structureel doorwerkt. Daarmee staat 2026 te boek als “ravijnjaar”. Met dit ravijnjaar, zonder uitzicht op enige compensatie, worden alle gemeenten geconfronteerd. Het veroorzaakt vanaf 2026 tekorten in de meerjarenbegroting, die in de jaren 2027 en 2028 alleen maar verder oplopen. Dat komt door het uitblijven van loon- en prijscompensatie en het uitblijven van aanpassingen in het volume-accres. Er wordt overgestapt op een nieuwe berekeningsmethode, gebaseerd op het Bruto Binnenlands Product.

Dit heeft ook voor onze gemeente consequenties. De jaren 2026 en 2027 zijn niet sluitend. Dat is voor Steenbergen een unieke situatie. Tot nu toe zijn we altijd in staat geweest om een begroting aan te bieden die meerjarig structureel in evenwicht is. Met het financieel beleid wat het Rijk nu voert, is dat niet mogelijk. Tenzij er nu ingrijpende maatregelen worden getroffen in het voorzieningenniveau van Steenbergen.

De VNG heeft gemeenten opgeroepen een realistische begroting te maken en tekorten voor 2026 en verder hierin zichtbaar te maken. Hieraan hebben wij gehoor gegeven. De jaren 2026 en 2027 bevatten een tekort. Het is belangrijk dat we ons voorbereiden op deze moeilijke jaren. Deze begroting bevat daarom een 1e procesvoorstel voor ombuigingen. Doel daarbij is om in de Perspectiefnota 2025 voorstellen te doen.

Hieronder zijn de belangrijkste ontwikkelingen opgenomen die van invloed zijn op onze top 5 risico’s.

1. Algemene Uitkering

Bij de inleiding is ingegaan op het algemene beeld waar gemeenten mee te maken hebben. Dat werkt voor een deel door op de risico’s voor de gemeente Steenbergen. In deze begroting hebben wij de terugval in de algemene uitkering (het ravijn) volledig verwerkt in de begroting 2024 en meerjarenramingen 2025-2027. Dat is berekend op basis van de septembercirculaire 2023.

De risico’s in de algemene uitkering liggen op een aantal aspecten:

Indexering

In de programmabegroting 2023 hebben wij ons, op basis van een analyse van de verschillende kostensoorten, gewapend tegen de inflatie. Er is een stelpost opzij gezet van structureel € 1 miljoen. Daarnaast is de risicoreserve verhoogd met € 594.000. De explosieve inflatie is nu grotendeels achter de rug, maar blijft relatief hoog. Voor 2024 voorziet het CPB in de Macro Economische Verkenningen een inflatie van 3,9%. Voor CAO lonen wordt 5,6% geraamd. Uitgangspunt daarbij is dat het Rijk de algemene uitkering laat meegroeien met deze inflatie, maar dat is een macro aanname. Op gemeentelijk niveau kan dit afwijken. In de berekening van risico voor de algemene uitkering wordt hiermee rekening gehouden.

In de loop van 2023 hebben wij al een aantal omvangrijke stappen gezet met het verwerken van indexeringen. Daartegenover is de stelpost van € 1 miljoen uit de begroting 2023 volledig structureel ingezet. Ook in deze begroting zijn belangrijke stappen gezet. De beheerplannen en contracten zijn geïndexeerd en de investeringen in de openbare ruimte en accommodaties op het te verwachten prijsniveau 2024 gebracht.

CAO Ontwikkelingen

De loonkosten in onze begroting 2024 en meerjarenramingen zijn gebaseerd op de CAO voor gemeenten 2023. Deze CAO loopt in 2024 af. In de septembercirculaire hebben wij al wel de compensatie verwerkt voor 2024, maar nog niet de kosten. We weten immers nog niet waar het op uitkomt. De inzet van de bonden is 8%. Stel dat uit de onderhandelingen een akkoord komt van 4% dan moet er op dat moment een bedrag van ongeveer € 800.000 worden opgeplust. Voor 2024 en 2025 biedt het saldo van de begroting deze ruimte nog, maar voor 2026 en verder moet hiermee rekening worden gehouden in de voorbereidingen op weg naar de Perspectiefnota 2025. Daarbij is het belangrijk ook de verbonden partijen mee te nemen. In onze risicoberekening wordt met het risico van indexering rekening gehouden.

Nieuwe Rijksbezuinigingen

Op 22 november wordt een nieuwe Tweede Kamer gekozen. Op basis van de huidige inzichten moet het Rijk ongeveer 17 miljard bezuinigen. De kans is aanwezig dat er nog meer bezuinigd gaat worden op het gemeentefonds. Dat heeft onherroepelijk effect op onze Algemene Uitkering. Dit brengt een hoger risico mee voor onze begroting. Bij het bepalen van de omvang van het risico houden wij € 0,5 miljoen aan. De kans wordt ingeschat als gemiddeld – hoog.

2. Sociaal Domein

Kostenbeheersing Jeugd

De beheersing van de kosten in het sociaal domein blijft een uitdaging. Het open eind karakter maakt het moeilijk om vooruit te kijken. Toch zien we ook resultaten. Bij de uitgaven voor Jeugd, ruim € 4,2 miljoen, houden we steeds beter vinger aan de pols en kunnen we steeds beter zien hoe het budget zich ontwikkelt. Hoewel verrassingen in een open eind situatie niet uit te sluiten zijn, krijgen prognoses steeds meer kwaliteit. Overigens dragen ook andere maatregelen bij aan de financiële beheersing. De Ernaartoe teams zijn hier een voorbeeld van.

Hervormingsagenda Jeugd

Het ministerie van VWS, zorgaanbieders, cliënten(vertegenwoordigers), professionals en de VNG hebben samen een akkoord bereikt ten aanzien van de Hervormingsagenda Jeugd 2022-2028. Deze Hervormingsagenda bevat een groot pakket afspraken om de jeugdzorg te verbeteren en financieel houdbaar te krijgen. Er zal structureel worden geïnvesteerd in de landelijke kwaliteit en effectiviteit van jeugdhulp. Ook komt er een aanpassing van de Jeugdwet, waardoor duidelijker wordt waarvoor kinderen en ouders hulp kunnen krijgen. Gemeenten worden verplicht bepaalde specialistische zorg regionaal in te kopen om beschikbaarheid en continuïteit van zorg beter te organiseren. Een dergelijke hervorming vraagt een stevige investering van alle partijen op inzet maar ook zeker op middelen. Het is op dit moment nog onduidelijk wat de uitwerking van het akkoord gaat betekenen voor elke gemeente en of de hervorming ook daadwerkelijk de verwachtte besparing die het Rijk verwacht op gaat leveren.

Opwaartse druk Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

In de Wet maatschappelijke ondersteuning hebben we in deze begroting het budget noodgedwongen verhoogd. De doorwerking van de CAO ontwikkelingen en prijsstijgingen bij zorgaanbieders betekent voor 2024 een omvangrijke indexering. Voor huishoudelijke hulp met ruim 20% en voor begeleiding 7,9%. Ook in het volume zien een opwaartse druk. Dat komt door vergrijzing, maar ook door het abonnementstarief. Dat laatste leidt tot steeds meer aanvragen voor hulp. Zowel de vergrijzing als de opwaartse druk als gevolg van het abonnementstarief is betrokken in onze risico’s.

Participatiewet

Bij de uitvoering van de Participatiewet zijn de uitgaven goed te voorspellen. Er is sprake van een stabiel patroon. De inkomstenkant – de BUIG uitkering – is minder goed te voorspellen. De laatste jaren, ook nog in de Perspectiefnota 2024, hebben wij meerdere keren de BUIG uitkering naar beneden moeten bijstellen.

Het CPB publiceert ramingen van het aantal bijstandsuitkeringen in het lopende en komende jaar in het Centraal Economisch Plan (CEP) in maart en in de Macro Economische Verkenning (MEV) in september. De meest recente dateert van september 2023. In deze MEV raamt het CPB het gemiddelde aantal bijstandsuitkeringen op 336.000 in 2023. Dit is een daling van 5.000 uitkeringen ten opzichte van het gerealiseerde volume in 2022. Naar verwachting stijgt het aantal uitkeringen in 2024 met 10.000. Onze begroting sluit aan op deze ontwikkelingen. De gebundelde uitkering (de BUIG uitkering die gemeenten ontvangen om de bijstandskosten te kunnen betalen) is in deze begroting aangepast op basis van de meest recente gegevens. In de praktijk kan het risico zich voordoen dat de BUIG uitkering in werkelijk lager uitkomt dan geraamd.

Uitgangspunten voor de raming

In deze begroting hebben wij voor het ramen van de budgetten sociaal domein de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • We ramen de budgetten op basis van informatie die definitief vaststaat. Wat nog ongewis is, nemen we op in de risicoparagraaf;
  • Voor de Wmo en Jeugd betekent dit dat we de indexering van de tarieven – die inmiddels definitief zijn – volledig verwerken in de begroting;
  • Het hoeveelheidscomponent (het aantal voorzieningen) ramen we voor de gehele periode van de meerjarenraming op het niveau van de Tussenrapportage 2023. Dat is tevens de meest recente informatie;
  • Wij gaan ervan uit dat fluctuaties in de aantallen uitkeringsgerechtigden Participatiewet (zowel plus als min) over de gehele periode van de meerjarenraming dezelfde fluctuaties staan in de BUIG uitkering van het Rijk.

3. Onderwijshuisvesting

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de onderwijshuisvesting van het primair onderwijs. De gemeente ontvangt hiervoor een bijdrage in de algemene uitkering. De gemeente Steenbergen heeft ervoor gekozen om geen bedragen te reserveren voor onderwijshuisvesting. Er zijn dus geen reserves aanwezig die kunnen worden ingezet voor de dekking van kapitaallasten. Deze handelwijze past in het financieel beleid, waarbij we pas bedragen in de begroting opnemen als er een duidelijke onderbouwing is van wat de investering gaat kosten en wat de planning is voor deze investering. Pas dan maken we de vertaalslag naar de begroting.

Inmiddels krijgen we steeds meer zicht op de toekomstige investeringen. Naar verwachting wordt het IHP in kwartaal 4 2023 afgerond en daarna ter besluitvorming voorgelegd aan college en raad. Alhoewel het IHP en de bijbehorende investeringsparagraaf nog niet gereed zijn, is al wel duidelijk dat op basis van bouwjaar en technische staat de komende 15 jaar circa 6 scholen vervangen moeten worden dan wel grootschalig gerenoveerd moeten worden. Voor de komende 5 jaar betreft dat 4 scholen. Uitgangspunt is dat er ook gekeken wordt naar overtollig vastgoed. Met de lasten voor deze investeringen (ingeschat op ongeveer € 400.000 structureel) is in deze begroting nog geen rekening gehouden.

4. Aansprakelijkheid voor door de gemeente gegarandeerde geldleningen

Het verstrekken van geldleningen en garanties wordt steeds meer ingezet om gemeentelijke doelen te realiseren. Een voorbeeld daarvan is de lening aan de Tennisvereniging die is verstrekt voor de aanleg van padelbanen. Logischerwijs gaat dit gepaard met een hogere omvang van het risico. De beheersmaatregelen zijn gericht op de beoordeling van de financiële positie van de instellingen, zowel vooraf als tijdens de looptijd van de lening. Daarmee is het risico ver teruggedrongen. Omdat het gaat om een omvangrijke post (met name door de gegarandeerde leningen in het kader van de woningbouw) staat dit risico nog steeds in de top 5.

5. Wat zijn op dit moment de belangrijkste risico’s?

Vanuit het risicomanagement systeem zijn alle risico’s geactualiseerd. Hierbij is rekening gehouden met bovenstaande ontwikkelingen. De berekeningswijze is conform de spelregels in het beleidskader. Hieruit komt de volgende top 5 naar voren. Achter het risico wordt aangegeven voor welk percentage deze meewegen in het totaal van alle risico’s opgesteld (het risicoprofiel). In de kolom beheersmaatregelen is opgenomen welke maatregelen worden getroffen om het risico te beperken.

6. Overige risico’s

De tabel hierboven biedt – in lijn met het vastgestelde beleidskader rondom risicomanagement, inzicht in de top 5 risico’s, die tezamen ongeveer 2/3e deel van het totale risicoprofiel vertegenwoordigen. Dit betekent niet dat er geen aandacht is voor de overige risico’s. In deze begroting zien we een aantal risico’s die leiden tot een verhoging van het risicoprofiel. De belangrijkste daarvan hebben betrekking op:

Informatieveiligheid

In deze begroting hebben wij het budget voor informatieveiligheid aanzienlijk moeten bijstellen. Het bieden van voldoende bescherming tegen cyberaanvallen is een uitdaging voor alle gemeenten. Recente voorbeelden hebben aangetoond welke impact een cyberaanval heeft op de gemeente en gemeentelijke organisatie. Niet alleen financiële risico’s, ook de continuïteit van dienstverlening en bedrijfsvoering kan worden aangetast. Daarnaast is er een grote kans op imagoschade. De maatregelen verminderen het risico, maar bieden geen garantie dat het niet gebeurt.

Omgevingswet

De invoering van de Omgevingswet per 1-1-2024 kan ertoe leiden dat het bedrag aan leges wat in de meerjarenraming is opgenomen, niet volledig wordt gerealiseerd, terwijl de kosten die daartegenover staan (capaciteit) niet direct zijn af te bouwen.

Arbeidsmarkt en organisatie

De arbeidsmarkt staat nog steeds onder druk. Het aantal vacatures is op dit moment groot, maar de gemeente Steenbergen is een aantrekkelijke werkgever en heeft veel te bieden. Belangrijke vacatures kunnen nog steeds worden ingevuld. Tegelijkertijd kan het risico zich voordoen dat vacatures alsnog niet kunnen worden ingevuld en daarmee ambities niet of niet in hetzelfde tempo kunnen worden gerealiseerd. Wij proberen hier zo goed mogelijk op te anticiperen. Bijvoorbeeld door het aanbrengen van focus op onze collegeprioriteiten. Daarnaast zetten we Steenbergen ook als werkgever op de kaart met uitdagende projecten waaraan (nieuwe) collega’s kunnen werken. Verder zoeken we de samenwerking met collega gemeenten om uitdagingen gezamenlijk op te pakken. Waar het nodig is om capaciteit in te huren, passen we het beleidskader inhuur derden toe.

Salarisadministratie

De organisatie werkt op dit moment hard om een aantal kritische basisprocessen op orde te krijgen. De acties op het gebied van inkoop en aanbesteding, prestatielevering sociaal domein en projectmatig creëren zijn daarvan voorbeelden. Op basis van recente informatie is gebleken dat een aantal controles in de salarisadministratie het laatste jaar niet hebben plaatsgevonden. Dat heeft te maken met personele wisselingen. Dit leidt tot risico’s ten aanzien van de afdracht van loonheffing en premies. Het college heeft inmiddels budget beschikbaar gesteld om hier een inhaalslag te maken. Daarbij wordt ook gekeken naar maatregelen om de kwetsbaarheid te beperken.

Energiekosten

In de Tussenrapportage 2023 is het budget voor energiekosten naar boven bijgesteld (€ 467.000). Deze bijstelling is aangemerkt als incidenteel. De begroting 2024 en meerjarenramingen 2025-2027 zijn nog gebaseerd op prijzen van 2021. Hoewel de explosieve stijging van energiekosten voor nu achter de rug is, is het risico dat we in 2024 en verder wederom moeten bijstellen, aanzienlijk. Het risico is in de berekening meegenomen bij het onderdeel Inflatie.

Onderuitputting kapitaallasten

Tegenover de risico’s met een negatief financieel gevolg is er ook een post in de begroting die positief kan uitpakken. Dat betreft de onderuitputting van kapitaallasten (afschrijving en rente). Kapitaallasten zijn verbonden aan investeringsprojecten. Deze investeringsprojecten lopen in de praktijk vaak vertraging op. Het 213a onderzoek naar de restant investeringskredieten, waarvan de resultaten in de bijlage zijn opgenomen, laat dat duidelijk zien. De leer- en verbeterpunten uit het onderzoek zijn inmiddels opgepakt door de organisatie en worden de komende periode verder uitgewerkt en vertaald. Dat gaat gepaard met een nieuwe werkwijze, waarbij de projectmatige aanpak en verantwoording de kern vormt. We werken toe naar een situatie waarbij 85% van alle geplande investeringen daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Dat percentage is gangbaar bij het beheer van de openbare ruimte en accommodaties. Er is schoon schip gemaakt. Deze begroting bevat de nieuwe investeringskredieten voor 2024 en verder. Omdat de nieuwe werkwijze nog niet volledig in de vingers van de organisatie zit, is het aannemelijk dat we, ondanks een strakkere sturing en controle, toch nog te maken hebben met een achterstand in investeringen, met als gevolg een onderuitputting van de kapitaallasten.

Beschikbare weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit geeft aan of de Gemeente Steenbergen voldoende financiële buffers heeft om financiële tegenvallers op te kunnen vangen. In het beleidskader is besloten uitsluitend de Algemene Reserve in te zetten voor deze weerstandscapaciteit. De Algemene Reserve (exclusief de reserve covid- en energiecrisisfonds) bedraagt op 1-1-2024 naar verwachting € 8.454.000.

Benodigde weerstandscapaciteit

Op basis van de risico-inventarisatie is € 2.978.000 nodig aan weerstandscapaciteit. Ten opzichte van de vorige actualisatie is er sprake van lichte stijging. Dit wordt met name veroorzaakt door een toename van de overige risico’s. In de top 5 zijn er geen grote bewegingen te zien in de risico’s.

Bij het bepalen van de benodigde weerstandscapaciteit is een zekerheidspercentage gehanteerd van 90%. Als het bovengenoemd bedrag opzij wordt gezet als buffer dan kan met 90% zekerheid worden gesteld dat dit bedrag voldoende is.

Weerstandsratio

De weerstandsratio wordt berekend door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door de benodigde weerstandscapaciteit. De ratio komt, uitgaande van de onderstaande tabel uit het vastgestelde beleidskader uit op € 8.454.000 / € 2.978.000 = 2,84%. Dat komt overeen met de norm UITSTEKEND (A).

Waarderingscijfer

Ratio weerstandvermogen

Betekenis

A

Hoger dan 2,0

Uitstekend

B

Tussen 1,4 en 2,0

Ruim voldoende

C

Tussen 1,0 en 1,4

Voldoende

D

Tussen 0,8 en 1,0

Matig

E

Tussen 0,6 en 0,8

Onvoldoende

F

Lager dan 0,6

Ruim voldoende